Kupke de Stèèloor

Zandhaos als carnavalssymbool van Udenhout. Aan het eind van het carnavalsfeest wordt Kupke verbrand en opgeborgen. Op carnavalszaterdag het jaar daarop staat Kupke als herboren op zijn plek naast het gemeentehuis.

Kupke is een oude Udenhoutse voornaam, afgeleid van Jacobus.
Kupke van Roessel -bijvoorbeeld- was de eerste voorzitter van de Boerenbond.

De toevoeging stèèloor komt voor uit het conflict van de Udenhoutse gemeenschap met de Oisterwijkse pastoor met de intentie in Udenhout een eigen onafhankelijke parochie te worden. Dat lukte uiteindelijk in 1722. Het conflict begon al vlak na de Tachtigjarige Oorlog. Je moet in die tijd bij Udenhout en Biezenmortel een beeld hebben van enkele buurtschapjes met in totaal pakweg 130 boerderijen en ergens in het midden een kapel. Maar door alle oorlogsgeweld waren rond 1600 Oisterwijk en Udenhout even groot, zo ongeveer evenveel huizen en zo ongeveer evenveel inwoners. Dat zou meer dan een eeuw zo blijven. In 1736 telde Oisterwijk 261 woningen en Udenhout 233. Dat scheelt maar 28. Maar Udenhout was wel “maar een wijk van Oisterwijk”. De Udenhouters moesten voor al hun zaken naar Oisterwijk. Ze hadden geen plek in de schepenbank en geen plek in het bestuur van de Armentafel. Je voelt wel aan: Dat blijft niet goed gaan. In Udenhout en Biezenmortel zal nagenoeg iedereen boer zijn geweest. En als je zaad hebt en je akkers kunt inzaaien en er even geen oorlog is, dan kun je oogsten, je oogst verkopen op markt van Den Bosch en heb je weer inkomsten. In Oisterwijk duurde het herstel veel langer. Dat leidde ertoe dat op basis van inkomsten de Udenhouters moesten betalen aan de armenkas, en dat de uitbetalingen uit de armenkas naar Oisterwijkse inwoners ging. Udenhouts geld naar Oisterwijk, dat kon misschien een paar jaar, maar niet voor langere tijd. De Udenhouters eisten dat hun geld in Udenhout zou blijven en in Udenhout zou worden uitbetaald aan de armen, ook al waren er dat maar drie. De weerstand naar Oisterwijk werd alsmaar groter en de Udenhouters probeerden een eigen parochie te krijgen, onafhankelijk van Oisterwijk. Tot groot ongenoegen van de Oisterwijkse pastoor, die zijn Udenhoutse parochianen steiloren noemde. U ziet links een tekening van de Oisterwijkse pastoor op zijn kansel, voor wie de Udenhouters stèèloren waren. Maar het leidde allemaal uiteindelijk wel tot onafhankelijkheid van de Udenhoutse parochie, in 1722, met de Berkelse Elias Robben als eerste pastoor. Tachtig jaar later, na de Franse Revolutie, gevolgd door de zelfstandigheid van de gemeente Udenhout.